Scenarioboek Externe Veiligheid

Een handboek met beschrijvingen van ongevalscenario's met gevaarlijke stoffen

Hoofdmenu

  • Home
  • Nieuwsarchief
  • Achtergrondinformatie
    • Gebruik scenariokaarten
    • Beheer scenariokaarten
    • Onderbouwing
    • Bepaling van de omgevingsveiligheid
    • Bronnen scenariokaarten
    • Faq
  • Contact

 

Print

 

Op deze pagina is een scenariokaart weergegeven waarin een ongeval met gevaarlijke stoffen is uitgewerkt. In de kaart vindt u informatie over wat er kan gebeuren en wat je kunt doen om het te voorkomen, beperken en bestrijden. Deze informatie kan gebruikt worden bij advisering over ruimtelijke ontwikkelingen. Bij het gebruik van de kaart is belangrijk in acht te nemen dat het slechts een voorbeeldscenario is. Het daadwerkelijke verloop van het scenario is altijd afhankelijk van situatiespecifieke omstandigheden.
Status van de kaart: Actueel
  • Laatste update: 22 augustus 2018
Spoor

Ketelwagen benzine – Plasbrand

spoor-benzine-ketelwagen-plasbrandAlgemene beschrijving Een plasbrand wordt veroorzaakt doordat na een botsing de ketelwagen openscheurt. Hierdoor stroomt een groot deel van de benzine in korte tijd uit. Er wordt een plas gevormd die zich over het ballastbed verspreidt. Ontsteking leidt tot een korte brand. Effecten De effecten van een plasbrand zijn warmtestraling en rook. Hierdoor kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving ontstaan.

Toon alle gedetailleerde informatie Verberg alle gedetailleerde informatie

Parameters effectberekeningen
Sluit Parameters effectberekeningen
Modelleringssoftware
Effectsfile
TNO Effects 10.0.6: Pool fire: Two zone model Rew & Hulbert
Uitgangspunten  
Stofnaam Winter Grade Gasoline Sample (Winterbenzine) [1]
Stofcategorie LF2
Totale massa vrijgekomen benzine 80.000 kg [2]
Oppervlak plasbrand 700 m2 [3]
Omgevingstemperatuur 9 °C
Windrichting West
Windsnelheid 5 m/s
Blootstellingsduur personen 20 s [4]
Observatie hoogte 1,5 m
Resultaten  
Duur van de plasbrand 30 min [5]
Max. diameter van de plasbrand 30 m
Lengte van de vlammen 40 m
Temperatuur van de vlammen 1100 °C
 warmtestralingsintensiteit 130 kW/m2 helder deel van de vlam
22 kW/m2 roetende deel van de vlam
Kans van optreden
Sluit kans van optreden

De kans op een plasbrand benzine na een ongeval met een ketelwagen wordt bepaalt door de kans op een ongeval, de kans op een grote uitstroom en de correctie voor brandbare stoffen.  Deze kans wordt per ketelwagen, per jaar, per wagenkilometer geschat op [6]:

    N basis N grote uitstroom N brandbaar N scenario
Baanvaksnelheid <40 kmh  Zonder wissels 1.4 x 10 -8 0.032 1 = 1.5 x 10 -9
Met wissels 4.7 x 10 -8 0.032 1 = 3.4 x 10 -9
Baanvaksnelheid >40 kmh  Zonder wissels 2.8 x 10 -8 0.032 1 = 1.1 x 10 -10
Met wissels 6.1 x 10 -8 0.032 1 = 3.8 x 10 -10

Factoren die de kans van optreden verkleinen zijn:

  • Baanvaksnelheid verlagen;
  • Inrichting van het spoor optimaliseren (bijvoorbeeld door het beperken van wissels);
  • Het aantal transportbewegingen verminderen.
Effecten
Sluit Effecten

Het effect van een plasbrand is warmtestraling. Dit effect kan slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken. warmtestraling is in combinatie met de blootstellingsduur bepalend voor het slachtoffer- en het schadebeeld.

In de onderstaande tabellen zijn de effecten van warmtestraling weergegeven. De tabel effectafstanden en gevolgen geeft 3 ringen aan. Binnen de eerste ring komt 99% van de aanwezigen te overlijden. In de tweede ring komen aanwezigen te overlijden of kunnen slachtoffer worden. In de derde ring vallen geen doden maar kunnen aanwezigen nog wel slachtoffer worden. De grens van de derde ring geeft aan tot waar eerstegraads brandwonden kunnen voorkomen. Afhankelijk van de afstand tot het ongeval en de bescherming van bijvoorbeeld gebouwen komen mensen te overlijden (†) of raken gewond: van zeer zwaargewond (T1) tot lichtgewond (T3). Het type trauma is brandwonden over een groot deel van het lichaam. De schade aan objecten varieert van onherstelbare schade tot lichte schade. De effectafstanden zijn berekend vanaf de ketelwagen. Daarnaast wordt het verwachte percentage slachtoffers van de in een gebied aanwezige personen weergegeven [7].

De tabel effectafstanden en gevolgen is aangevuld met de onderliggende grafieken met het verloop van letaliteit (percentage doden) versus afstand, warmtestraling versus afstand en warmtestralingscontouren.

Tabel Effectafstanden en gevolgen [8]

Tabel effecten personen buiten

Effectafstand
(meter)
Warmtestraling
(kW/m2)
Slachtoffers buiten
(0 % bescherming)
Slachtoffers buiten zomerkleding
(40 % bescherming)
Slachtoffers buiten winterkleding
(85 % bescherming)
†T1T2T3†T1T2T3†T1T2T3
1e ring ≤ 20≥ 35100000100000861300
Grens 1e ring: 99% letaal
203599100100000158410
2e ring20 tot 4035 tot 10321205419240545271254
Grens 2e ring: 1% letaal4010110881108801188
3e ring40 tot 6010 tot 4000310003100031
Grens 3e ring: 1% 1e grd brw 604000100010001

Tabel effecten personen binnen en schade aan objecten

Effectafstand
(meter)
Warmtestraling
(kW/m2)
Schade aan objectenSlachtoffers binnen
(0% bescherming)
†T1T2T3
1e ring ≤ 20≥ 35Onherstelbare schade
Alle brandbare materialen gaan
branden
423011
Grens 1e ring
2035101045
2e ring20 tot 4035 tot 10Gemiddelde schade
Brandhaarden, vervorming van hout en kunststof.
Breuk dubbelglas tot 40 meter.
3109
Grens 2e ring40100000
3e ring40 tot 6010 tot 4Lichte schade
Geen branden, afbladderen verf en ernstige verkleuringen.
Breuk enkel glas tot 55 meter.
0000
Grens 3e ring6040000

Grafiek Letaliteit vs. afstand [9]

Grafiek Hittestratling vs. afstand

Contouren warmtestraling

Zelfredzaamheid en Handelingsperspectief
Sluit Zelfredzaamheid en Handelingsperspectief

Aanwezige personen zijn na het ontstaan van een plasbrand op zichzelf en anderen aangewezen. In onderstaande afbeelding zijn mogelijke handelingsperspectieven weergegeven. [10]

Mogelijk handelingsperspectief

Afhankelijk van de situatie en de inrichting van de omgeving kan het handelingsperspectief verschillen. Snel reageren is bevorderlijk.

  • Voor personen buiten is het handelingsperspectief vluchten (uit het zicht van de brand, onder dekking van objecten zoals muren).
  • Als er schuilmogelijkheden zijn, is dekking zoeken of een schuilplaats binnen gaan een goed handelingsperspectief.
  • Voor personen binnen is het handelingsperspectief binnen blijven en schuilen (sluiten van binnendeuren vertraagt de uitbreiding van een eventuele brand).
  • Als secundaire branden optreden, is het handelingsperspectief vluchten aan de schaduwzijde van het gebouw ten opzichte van de plasbrand (extra beschermende kleding beperkt de blootstelling).

Randvoorwaarden

De onderstaande aspecten zijn mede bepalend voor de mogelijkheden op het gebied van zelfredzaamheid. Deze zijn locatie afhankelijk en staan in relatie tot elkaar.

Het verloop van het ongevalsscenario:

  • De snelheid waarmee het scenario plasbrand zich voltrekt is afhankelijk van het ontstekingsmoment.
  • Na ontsteking zijn direct of in korte tijd de effecten merkbaar en duurt de brand niet langer dan 30 minuten.

Herkenbaarheid van het scenario:

  • Een plasbrand is door zijn hitte ontwikkeling direct waarneembaar voor de aanwezigen.
  • Als de plas nog niet ontstoken is, is het mogelijke gevaar niet direct herkenbaar.

Mate van bewustzijn van de gevaren:

  • Weten dat er een ongeval is met een ketelwagen benzine 
  • Weten wat de gevaren zijn van benzine
  • Weten wat je moet doen in geval van een (dreigende) plasbrand

Gesteldheid van personen:

  • Fysieke gesteldheid
  • Geestelijke gesteldheid

Aanwezige voorzieningen:

  • Mogelijkheden om van de bron af te vluchten
  • Mogelijkheden om te schuilen
Optreden Multidisciplinaire hulpverlening
Sluit Optreden Multidisciplinaire hulpverlening

Brandweerzorg 

Relevante brandweerprocessen

  • Bron- en emissiebestrijding: 
    – Bepalen van het bron- en effectgebied;
    – Plasbrand gecontroleerd laten uitbranden;
    – Voorkomen van uitbreiding en beperken van effecten door
       middel van het afschermen van de omgeving;
    – Stabiliseren van het incident en ontstane branden in de
       omgeving blussen;
    – Waarschuwen bevolking. [11].

  • Redding:
    – Redden en verlenen van eerste hulp aan slachtoffers (zie slachtoffers). 

Relevante aspecten 

  • Passende(grootschalige) slagkracht brandweer (zie capaciteit);
  • Opkomsttijd van de brandweer (zie opkomst/inzettijd) ;
  • Effectieve (grootschalige)bluswatervoorziening (zie bluswatervoorzieningen);
  • Beschikbaarheid alarmeringssysteem voor snelle alarmering hulpverleningsdiensten en aanwezigen in het effectgebied.[12]
  • Toegankelijkheid gebied [13]

Capaciteit [14]:

  • Benodigde omvang slagkracht is afhankelijk van de omgeving. Bij dit incident is uitgegaan van verstedelijkt gebied [15]. 
  • Houd rekening met een inzet van 1-4 tankautospuiten (basispeloton), 2 hoogwerkers en grootschalige bluswatervoorziening. [16] 
  • Houdt rekening met de inzet van een schuimbluseenheid of crashtender ten behoeve van het afdekken van de vloeistofplas [17]
  • Houd rekening met een inzet van een tweede peloton en grootschalige bluswatervoorziening ten behoeve van het koelen/blussen van secundaire branden. [18]
  • Houdt rekening met de inzet van een extra peloton (4  tankautospuiten)  voor redding/evacuatie en hulpverlening aan slachtoffers naar het gewondennest.[19]

Opkomst/inzettijd [20]

Schematische weergave incident verloop bij grootschalig brandweer optreden

30 minuten
  • Norm opkomsttijd eerste peloton [21] De start van de hulpverlening van 1-4 tankautospuiten wordt vastgesteld via het dekkingsplan.
  • Norm opkomsttijd 2 hoogwerkers
45 minuten
  • Beschikbaarheid aanvullend tweede en/of derde peloton met een richttijd van 8 uur inzettijd.
60 minuten
  • Inzettijd  grootschalige watervoorziening 45-60 minuten
  • Inzettijd schuimbluseenheid

Bluswatervoorziening

  • Het waterleidingnet met ondergrondse brandkranen (primaire bluswatervoorziening) heeft onvoldoende capaciteit.
  • Voldoende openbare secundaire bluswatervoorziening  is noodzakelijk  ten behoeve van het afdekken van de plas met schuim. De norm voor spoorincidenten met gevaarlijke stoffen is 6000 l/min voor 4 uur. [22].
  • Voldoende openbare secundaire bluswatervoorziening  is noodzakelijk  ten behoeve van koeling/blussing omliggende bebouwing (bij voorkeur binnen 200m doorlopend watersysteem met minimaal 80 cm. diepte voor voeding 3 tankautospuiten 3x2000l/min).[23]

Indicatie bepaling capaciteit slachtoffers [24]

  • In de hectische fase komt via burgerhulp de redding op gang van slachtoffers met brandwonden. De prioriteit zal uitgaan naar het redden en helpen vervoeren van slachtoffers naar het gewondennest van de ambulance.
  • Noodzakelijke opschaling/bijstand wordt bepaald o.b.v. inschatting aantal slachtoffers.
  • Een indicatiebepaling van het aantal personen op een specifieke locatie is mogelijk via het invoeren van de effectcontouren in de link naar Bag populatieservice

Geneeskundige zorg

De geneeskundige hulpverlening start met de processen: 

  • Spoedeisende Medische Hulpverlening:[25] 
    – Triage;
    – Inrichten van een gewondennest en behandelen van slachtoffers;
    – Vervoeren/Verwijzen naar ziekenhuizen.
  • Publieke gezondheidszorg:
    – De beoordeling van en maatregelen tegen schadelijke invloeden op de gezondheid via (drink)water (gebiedsafhankelijk).
    – Onderzoek individueel
  • Psychosociale Hulpverlening:
    – Signaleren getroffenen
    – Verwijzen getroffenen

Relevante aspecten zijn:

  • Operationele voorbereiding op het vervoer en behandelen van slachtoffers met ernstige brandwonden.
  • Mogelijkheid om te kunnen keren/vertrekken voor ambulances op de aanlandingsplaats.
  • Veilige werklocatie voor de GHOR.
  • Na een plasbrand verlenen omstanders hulp. Een deel van de slachtoffers komt als zelfverwijzer op de eerste hulp.
  • Aantal slachtoffers, type slachtoffers en type letsel. Deze zijn locatie afhankelijk en staan in relatie tot elkaar.

 

Aantal slachtoffers

<10
  • In beginsel zijn voldoende middelen op de ambulances aanwezig.  Voor specialistische hulpverlening aan kinderen zijn minder hulpmiddelen aanwezig waardoor middelen snel zijn uitgeput.
> 10
  • Het LPCGBI treedt in werking [26].
  • De leidraad GGB kan in werking worden gesteld. [27]
> 250
  • De grens wordt bereikt van het aantal slachtoffers dat kan worden vervoerd. Uitgegaan wordt van 250 slachtoffers waarvan 25 T1, 75 T2 en 150 T3. [28]

Type slachtoffers

  • Aandachtspunt is operationele voorbereiding op het behandelen van kinderen met ernstige brandwonden (locatiespecifiek). Dit vereist een aangepast gewondenspreidingsplan. [29]
  • Aandachtspunt is hulp aan verminderd zelfredzame personen (zorginstellingen).

Type letsel

  • Door warmtestraling ontstaan uitwendige brandwonden. Bij inademing van hete gassen ontstaat inhalatietrauma.
  • Stabilisatie van brandwondenslachtoffers is mogelijk in elk level 1 ziekenhuis  [30]. Specialistische behandeling van brandwonden kan in een beperkt aantal centra in Nederland plaatsvinden [31].
  • Extra aandacht bij de operationele voorbereiding is noodzakelijk bij verhoogde kans op slachtoffers uit de groep van ouderen en kinderen.
  • Een langdurig traject van nazorg restletsel en psychotrauma  [32] is te verwachten.

Optreden politie en gemeente (Hulpverlening)

Mogelijke taken

Politie

  • Afzetten van het effectgebied
  • Aanwezige personen in het effectgebied laten schuilen of vluchten
  • Gidsen van brandweervoertuigen en ambulances

 

Gemeente

  • Opvang en verzorging van personen uit het effectgebied
  • Voorlichting/communicatie over het ongeval
  • Registreren van slachtoffers

Randvoorwaarden

Politie

  • Operationele voorbereiding op het afzetten van een groot effectgebied
  • Voldoende mensen en middelen om het effectgebied af te kunnen zetten
  • Een operationeel mobiliteitsplan

Gemeente

  • Operationele voorbereiding op het opvangen en verzorgen van personen uit het effectgebied
  • Voldoende locaties en personeel voor de opvang en verzorging van personen uit het effectgebied
  • Operationeel voorlichting- en communicatieplan
Maatregelen
Maatregelen

Kans

Maatregel Werking van de maatregel
 Wegnemen van de risicobron Het wegnemen van de risicobron zorgt ervoor dat het scenario niet meer kan plaatsvinden.
Begrenzen van de doorzet Minder vervoersbewegingen betekent een vermindering van het aantal keer dat het scenario zich voor kan doen en dus neemt de kans op het scenario af.

Effect en gevolg

Maatregel Werking van de maatregel
Afstand houden tot activiteit met gevaarlijke stoffen Dicht bij de plaats van het scenario zijn de effecten het meest merkbaar. De warmtestraling neemt af naarmate de afstand toeneemt.
Verdeling typen gebouwen Door rekening te houden met het type bebouwing kan het aantal mogelijke slachtoffers bij het scenario worden beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door het zodanig verdelen van gebouwen in een gebied dat de meer kwetsbare gebouwen worden beschermd door minder kwetsbare gebouwen.
Hoogteverschillen creëren en benutten Brandende vloeistoffen verspreiden zich naar het laagste punt in de omgeving. Door hoogteverschil aan te brengen, kan voorkomen worden dat de plasbrand zich kan verspreiden naar het te beschermen gebied. Hoogteverschillen kunnen gecreëerd worden door wallen of het op afschot leggen van oppervlak.
Ballastbed of droge greppel aanleggen In een ballastbed/greppel/(droge) bermsloot langs transportroutes voor gevaarlijke stoffen kunnen (brandende) vloeistoffen worden opgevangen om verspreiding naar de omgeving tegen te gaan.
r Scherm/keerwand aanbrengen Door een scherm met aaneengesloten funderingsvoet, keerwand of andere obstakels zoals een stoeprand te plaatsen tussen de activiteit met gevaarlijke stoffen en het te beschermen gebied, kunnen brandende vloeistoffen worden gestopt voordat ze het gebied bereiken. 
Toepassen van brandwerend metselwerk De keuze van het metselwerk bepaalt de brandwerendheid van de gevel. 
Gebruik maken van minerale wolisolatie Minerale wolisolatie is onbrandbaar.
Toepassen van brand- en hittewerende beglazing Brand- en hittewerende beglazing bestaat uit gelaagd glas, samengesteld uit twee of meer lagen blank floatglas en één of meer speciale opschuimende tussenlagen. In geval van brand vormen deze tussenlagen een beschermend schild.
Gebruik maken van houten en stalen kozijnen Houten en stalen kozijnen zijn getest voor een brandwerende toepassing. Kunststof kozijnen (zonder stalen vulling) zijn niet brandwerend.
Gebruik maken van dakpannen Dakpannen houden straling tegen en zijn onbrandbaar.
Toepassen van een gesprinkelde buitengevel Bij een gesprinkelde buitengevel wordt water automatisch over de gevel gespoten in geval van een calamiteit.
Riolering geschikt maken voor opvang Het rioolstelsel kan gebruikt worden voor snelle opvang van gevaarlijke stoffen. In het rioolstelsel dienen wel voorzieningen aangebracht te worden waardoor gevaarlijke stoffen zich niet vrij kunnen verspreiden. Daarbij is extra aandacht nodig voor mogelijke ontsteking met kans op brand en explosie. 

Zelfredzaamheid

Maatregel Werking van de maatregel
Duidelijke vluchtroutes aanbrengen Door duidelijke vluchtroutes aan te brengen kunnen mensen het gebied gemakkelijker verlaten. 
Verzamelplaatsen bepalen en geschikt maken voor een (dreigende) plasbrand De verzamelplaats dient dan als een schuilplaats als mensen binnen in het gebouw niet meer voldoende beschermt zijn tegen het scenario.
Galerij / trappenhuis aan de schaduwzijde van een gebouw plaatsen Door de galerij/trappenhuis aan de schaduwzijde van een gebouw te realiseren, vormt het gebouw zelf een bescherming tegen de warmtestraling
Risicocommunicatie Door te communiceren over de mogelijke scenario’s in een gebied het bete handelingsperspectief worden mensen zich meer bewust van wat ze moeten doen bij het scenario.
Onderhouden schuilplaatsen en vluchtwegen Onderhoud van schuilplaatsen en vluchtwegen is belangrijk, zodat ten alle tijden van een ongeval de schuil- en vluchtmogelijkheden bereikbaar en inzetbaar zijn.
De (bedrijfs)noodplannen oefenen op een plasbrand  Door te oefenen met het plasbrandscenario in de (bedrijfs)noodplannen weten de werknemers wat ze moeten doen in het geval van een echte calamiteit.

Hulpverlening

Maatregel Werking van de maatregel
Bluswater Voor een adequate hulpverlening van de brandweer is het van belang dat voldoende bluswater aanwezig is bij de activiteit met gevaarlijke stoffen. Door de waterbron onderdeel te laten zijn van een doorlopend watersysteem, wordt het water steeds aangevuld.
Waarschuwingsmiddelen Voor een snelle en effectieve waarschuwing tijdens een ongeval met gevaarlijke stoffen is het van belang dat een waarschuwingssysteem de mensen in het effectgebied kan bereiken.
Werkende communicatiemiddelen Tijdens een ongeval met gevaarlijke stoffen vindt veel van de communicatie plaatst via radio, internet en telefoon. Het is hierbij van belang dat zendmasten op afstand van de activiteiten met gevaarlijke stoffen staan, zodat deze ook tijdens een ongeval werken.
Afstemming hulpdiensten Het handelingsperspectief dat aan mensen wordt geboden ten tijden van een ongeval met gevaarlijke stoffen moet worden afgestemd met de inzet van hulpdiensten, zodat de inzet van de hulpdiensten kan aansluiten bij dit handelingsperspectief.
Voorbeeld
Voorbeeld

De beheergroep heeft geen beeld en/of filmmateriaal gevonden van een plasbrand op het spoor. Suggesties kunnen gemaild worden naar info@scenarioboekev.nl

 

  1. In Effects 10.0.5. is geen verschil in verbrandingssnelheid tussen zomer- en winterbenzine. Hierdoor zijn de effecten hetzelfde. De effectafstanden van een brand met zomerbenzine kunnen in de praktijk kleiner zijn dan de effectafstanden van een brand met winterbenzine. Reden hiervan is dat aan winterbenzine onder andere butaan is toegevoegd ↩
  2. HART versie 1.1, hoofdstuk 9.3, 1 april 2015. ↩
  3. Bron werkblad 15 DCMR (2012). De omvang van de plas is sterk afhankelijk van de locatie en de ondergrond. In het HART wordt 600 m2 aangehouden. De verschillen in effecten door het kleinere plasoppervlak blijven echter beperkt (binnen een marge van 10%)  ↩
  4. Handleiding Risicoberekeningen Bevi, versie 3.3, hoofdstuk 3.4, 1 juli 2015. ↩
  5. De omvang van de plas bepaald onder andere hoe lang de brand duurt. ↩
  6. HART versie 1.1 hoofdstuk 9.4., 1 april 2015 ↩
  7. Bij de slachtofferberekening is uitgegaan van onbeschermde personen. In een toekomstige versie zal onderscheid worden gemaakt tussen drie beschermingsniveaus: geen bescherming, zomerkleding en winterkleding ↩
  8. Onderbouwing-van-de-slachtofferinschatting-van-het-scenarioboekEV. ↩
  9. Afstanden op basis van geen bescherming en buitenshuis. ↩
  10. In deze beschrijving wordt uitgegaan een plasbrand. Mocht de plas nog niet zijn ontstoken is er meer tijd voor het handelingsperspectief. ↩
  11. goed werkend internet en mobiele telefonie,    buurten ten behoeve van zelfredzaamheid, risicocommunicatieplan ↩
  12. goed werkend internet en mobiele telefonie , buurtalarmeringssysteem ten behoeve van zelfredzaamheid ↩
  13. spoordijk tweezijdig toegankelijk tot 100m. incident bij kwetsbare bebouwing in directe omgeving. Vluchtroute scheiden van route voor hulpdiensten Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019Hoofdstuk 4 ↩
  14. Verlies van capaciteit, die nodig voor gelijktijdige redding of eerste hulp aan slachtoffers is buitenbeschouwing gelaten, doordat deze situationeel is. ↩
  15. Bij buitengebied is geen afscherming naar omliggende gebouwen nodig ↩
  16. Bij de bestrijdbaarheid van treinincidenten speelt de bereikbaarheid een cruciale rol. Bij de inschatting van de benodigde capaciteit wordt hiermee rekening gehouden. Uitgangspunt is koelen aan twee zijden van naastgelegen ketelwagons aan beide zijden van het incident op slecht bereikbare spoordijk. De optie afschermen en uit laten branden kan bij dit incident worden verkozen boven afblussen met schuim i.v.m. wegzakken van de vloeistof in de spoordijk ↩
  17. De hiervoor benodigde hoeveelheid schuimvormend middel voor een brandende plas van 700m2  is ca. 3850 l. Het oproepen van een specialistische schuimbluseenheid  kost <60 minuten voor een plas tot 1500m². ↩
  18. Koelen/blussen vindt plaats aan twee zijden van de spoordijk. Hiervoor is een peloton en grootschalige bluswatervoorziening noodzakelijk. ↩
  19. Er bestaat kans op een scenario waarbij na niet directe ontsteking, afdekken van de plas met schuim nog mogelijk is. De hiervoor benodigde hoeveelheid schuim is ca. 750 l. . De inzet van een tweede peloton is dan niet noodzakelijk Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019bijlage 3 ↩
  20. Visie Grootschalig Brandweer Optreden 2012-2016 en
    Doorontwikkeling Grootschalig Brandweer Optreden(GBO) september 2018 visie 2.0 ↩
  21. Norm inzetbaarheid eerste basispeloton (alle 4 tankautospuiten) is 30 minuten  doorontwikkeling Grootschalig Brandweeroptreden p20 ↩
  22. Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019bijlage 3 ↩
  23. Peloton Grootschalige watervoorziening: Capaciteit: 2×4000 l/min over 1 km of 2 x 2000l/min over 2,5 km. Afstand locatie tot geschikte waterwinplaats en slangenweg bepaalt de inzettijd>1,5 uur. ↩
  24. Visie Grootschalig Brandweer Optreden 2012-2016 en Doorontwikkeling Grootschalig Brandweer Optreden(GBO) september 2018 visie 2.0 ↩
  25. De Nederlandse slachtofferregistratiekaart p.3. oktober 2006 ↩
  26. LPCGBI p.1 september 2013 ↩
  27. Leidraad GGB p.12 december 2015 ↩
  28. Leidraad GGB p.10 december 2015 ↩
  29. Voor kinderen is ander materiaal benodigd. Ouders en kinderen worden bij voorkeur bij elkaar geplaatst. Dit is een complexe factor in het gewondenspreidingsplan ↩
  30.  landelijk netwerk acute zorg www.lnaz.nl  ↩
  31. Beverwijk, Rotterdam, Groningen ↩
  32. casus ” Het Hemeltje” Volendam ↩
Print

 

Ontwikkeld door:

 
In samenwerking met:
  • Disclaimer & Privacy Policy

Overige Scenariokaarten  Overige Scenariokaarten

bekijk alle resultaten…
  • Bedrijven
    • Ammoniak koelinstallatie
      • Koelinstallatie Ammoniak – Giftige wolk
    • Benzine-Tankstation
      • Tankwagen Benzine – Plasbrand
    • CNG-Tankstation
      • CNG Tankstation – Fakkelbrand
      • CNG Tankstation – Wolkbrand
    • Electriciteits Opslag Systeem
      • Li-ion Energieopslag systeem (EOS) – Giftige wolk
    • LPG-Tankstation
      • Tankwagen LPG – Fakkelbrand
      • Tankwagen LPG – Koude BLEVE
      • Tankwagen LPG – Warme BLEVE
      • Tankwagen LPG – Wolkbrand / Gaswolkexplosie
    • LNG-Tankstation
      • Tankwagen LNG – Fakkelbrand
      • Tankwagen LNG – Koude BLEVE
      • Tankwagen LNG – Plasbrand
      • Tankwagen LNG – Warme BLEVE
      • Tankwagen LNG – Wolkbrand / Gaswolkexplosie
    • Opslagloods gevaarlijke stoffen
      • Opslagloods gevaarlijke stoffen (PGS 15) – Giftige wolk
    • Propaantanks
      • Propaan opslagtanks – Fakkelbrand
      • Propaan opslagtanks – Warme BLEVE
      • Propaan opslagtanks – Wolkbrand / Gaswolkexplosie
      • Propaan opslagtanks – Koude BLEVE
    • Waterstof-Tankstation
      • Waterstoftankstation – Explosie
      • Waterstoftankstation – Fakkelbrand
  • Weg
    • Transport Acrylnitril
      • Tankwagen Acrylnitril – Giftige wolk
      • Tankwagen Acrylnitril – Plasbrand
    • Transport Ammoniak
      • Tankwagen Ammoniak – giftige wolk
      • Tankwagen Ammoniak-gaswolkexplosie?
    • Transport Benzine
      • Tankwagen Benzine – Plasbrand
    • Transport LNG
      • Tankwagen LNG – Fakkelbrand
      • Tankwagen LNG – Koude BLEVE
      • Tankwagen LNG – Plasbrand
      • Tankwagen LNG – Warme BLEVE
      • Tankwagen LNG – Wolkbrand
    • Transport LPG
      • Tankwagen LPG – Fakkelbrand
      • Tankwagen LPG – Koude BLEVE
      • Tankwagen LPG – Warme BLEVE
      • Tankwagen LPG – Wolkbrand / Gaswolkexplosie
    • Transport Methanol
      • Tankwagen methanol – Plasbrand
    • Transport Waterstof
      • Cilinderpakket Waterstof – Explosie
      • Cilinderpakket waterstof – Fakkelbrand
      • Tubetrailer Waterstof – Explosie
      • Tubetrailer Waterstof – Fakkelbrand
    • Transport Zwaveltrioxide
      • Tankwagen Zwaveltrioxide – Giftige wolk
  • Spoor
    • Spoortransport Ammoniak
      • Ketelwagen Ammoniak – Giftige Wolk
    • Spoortransport Acrylnitril
      • Ketelwagen Acrylnitril – Giftige wolk
      • Ketelwagen Acrylnitril – Plasbrand
    • Spoortransport Benzine
      • Ketelwagen benzine – Plasbrand
    • Spoortransport chloor
      • Ketelwagen chloor – Giftige Wolk
    • Spoortransport LPG
      • Ketelwagen LPG – Fakkelbrand
      • Ketelwagen LPG – Koude BLEVE
      • Ketelwagen LPG – Warme BLEVE
      • Ketelwagen LPG – Wolkbrand / Gaswolkexplosie
  • Water
    • Watertransport Acrylnitril
      • Zeevaarttanker – Acrylnitril – giftige wolk
      • Zeevaarttanker – acrylnitril – plasbrand
    • Bunkering LNG
      • Bunkerschip – LNG – wolkbrand
      • Bunkerschip- LNG- Plasbrand
    • Watertransport LNG
      • Binnenvaarttanker – LNG – plasbrand
      • Binnenvaarttanker – LNG – wolkbrand
      • Zeevaarttanker – LNG – plasbrand
      • Zeevaarttanker – LNG – wolkbrand
    • Watertransport Ammoniak
      • Binnenvaarttanker Ammoniak – Giftige wolk
    • Watertransport Benzine
      • Binnenvaarttanker Benzine – Plasbrand
      • Zeevaarttanker – benzine – plasbrand
    • Watertransport LPG
      • Binnenvaarttanker LPG – Fakkelbrand
      • Binnenvaarttanker LPG – Koude BLEVE
  • Buisleidingen
    • Hoge druk Aardgasleiding
      • Hoge druk aardgasleiding – Fakkelbrand
    • Hoge druk aardgasleiding met bijmenging waterstof
      • Hoge druk aardgasleiding met bijmenging waterstof – Fakkelbrand
    • Kooldioxide buisleiding
      • Kooldioxide buisleiding – Giftige wolk
    • Ruwe Aardolie Leiding
      • Buisleiding Ruwe Aardolie – Plasbrand

Overzicht van alle Scenariokaarten